Attenhausen, dat in 1142 voor het eerst werd genoemd door paus Innocentius II, koning Conrad III en aartsbisschop Hillin van Trier, behoorde tot de begraafplaatsen van de abdij van Arnstein, die hier acht boerderijen telde. Dit verband komt ook tot uiting in het plaatselijke wapen. In het wapen wordt de voormalige verbondenheid met de Arnsteinse abdij gesymboliseerd door een mijter. De korenaren vertegenwoordigen de landbouw, die vroeger de belangrijkste bron van inkomsten was. De hoekverdeling aan de basis van het schild betekent het Jammertal en de blauwe golvende balk staat voor de Dörsbach. De plaatsnaam Attenhausen wordt in 1142 genoemd als "Hattenhausen". In de jaren 1146/56 draagt Attenhausen de plaatsnaam "Hattenhusen". In 1255 was Attenhausen Nassauer, in 1355 behoorde het tot de Vierherrischen, d.w.z. de heerschappij van 4 heren over de Einrich, een van de 12 Gaue, waarin Nassau was verdeeld. Na de Reformatie woonde een groot deel van de Arnsteinse lijfeigenen in Attenhausen. Het dorp Attenhausen was van oudsher een filiaal van het Kirchspiel Kördorf.